Over Maria wordt in het evangelie niet veel
gezegd. De evangelisten, zo lijkt het, denken te kunnen volstaan met enkele
treffende beschrijvingen om Maria in heel haar grootheid neer te zetten. En dat
is voldoende.
Wat óók opvalt is dat men Maria maar weinig hoort praten in het
evangelie; een paar keer maar, en daarvan dan ook nog één keer in de vorm van
een lied. Dat kwam zó:
“Gelukkig is zij die geloofd heeft dat de woorden van
de Heer in vervulling zullen gaan” zegt Elisabeth tegen haar, toen ze elkaar ontmoetten.
‘Mijn
ziel prijst en looft de Heer,
mijn hart juicht
om God, mijn redder:
hij heeft oog
gehad voor mij, zijn minste dienares.
Alle geslachten
zullen mij voortaan gelukkig prijzen,
ja, grote dingen
heeft de Machtige voor mij gedaan,
heilig is zijn naam.
Barmhartig is
hij, van geslacht op geslacht,
voor al wie hem
vereert.
Hij toont zijn
macht en de kracht van zijn arm
en drijft uiteen
wie zich verheven wanen,*
heersers stoot
hij van hun troon
en wie gering is
geeft hij aanzien.
Wie honger heeft
overlaadt hij met gaven,
maar rijken
stuurt hij weg met lege handen.
Hij trekt zich
het lot aan van Israël, zijn dienaar,
zoals hij aan
onze voorouders heeft beloofd:
hij herinnert
zich zijn barmhartigheid
jegens Abraham en
zijn nageslacht,
tot in
eeuwigheid.’
(nieuwe
bijbelvertaling 2004)
Maria dóét vooral. En wat ze doet, dat is heel veel, zó
veel, dat ons dat vandaag doet zeggen
wat je een moeder wel eens tegen haar dochtertje hoort zeggen: “Jij
bent mijn koninginnetje!”
Maria: koningin van de engelen, koningin van de
aartsvaders, koningin van de profeten,
koningin van de apostelen, koningin van
de martelaren, koningin van de belijders,
koningin van de maagden, koningin van
alle heiligen,
koningin zonder erfsmet ontvangen, koningin in de hemel
opgenomen,
koningin van de heilige rozenkrans, koningin van de vrede…
We zingen de litanie van Maria:
Refr. 1: “Hoor ons roepen, o Moeder van God! 2x
V.: U prijzen de koren der eng’len. A.:Maria wij roepen tot U! (wordt
iedere keer herhaald)
U prijzen de zalige Geesten..
U prijzen de hemelse scharen..
U prijzen de Kerk en haar kind’ren
U prijzen de mensen op aarde.
Allen: Hoor ons roepen, O moeder van God!
V.: U bent toch de moeder van Christus..
De Moeder van onze Verlosser..
De moeder van alle genade..
De reinste, de zuiverste moeder..
De liefste en bemin’lijkste Moeder..
A.: Hoor ons roepen O Moeder van God.
V..: Oorzaak van blijdschap en vreugde..
Toevlucht der zondige mensen..
Troost ons in droefheid en zorgen..
Help ons in al onze noden..
Schijn als een ster in het duister..
A.: Hoor ons roepen, O moeder van God.
V.: O Maagd zonder erfsmet ontvangen..
Zetel der Godd’lijke wijsheid..
O roos vol van zoete geheimen..
Poort van de hemelse Tempel..
Loot uit de wortel van Jesse..
A.: Hoor ons roepen, O moeder van God.
V.: Vorstin van een rijk zonder einde..
U troont in de hoogte des Hemels..
U heerst over eng’len en mensen..
O voorspraak bij God onze rechter..
Verkrijg ons het eeuwige leven..
A.: Hoor ons roepen, O moeder van God.
(Er wordt een bloemstukje bij de Ikoon van Maria
geplaatst.)
In bloemen ruik je de adem van de tederheid
en hoor je de taal van de dankbaarheid.
Poëzie en muziek zijn de bloemen waarmee we vandaag een boeket samenstellen.
1.- Om onze dankbaarheid uit te drukken jegens de vrouwen en moeders die
het mysterie van het leven dragen en levende getuigen zijn van Gods liefde.
2.- Om de Afrikaanse en Europese moeders in de bloemen te zetten die ons
vandaag haar als Onze Lieve vrouw van Afrika doen noemen
3.- Om de vergeten moeders te gedenken die zich in
eenvoud en dienstbaarheid
inzetten voor een leefbare wereld.
Met ons boeket willen wij ook eer betonen aan Maria, de
vrouw uit Galilea, stil en onopvallend, bescheiden aanwezig op de achtergrond
in het leven van haar zoon Jezus. In de loop der eeuwen raakte Maria's naam
verstrikt in overwoekerende devoties en verborgen onder tal van
geloofsuitspraken en eretitels. Ze raakte beschadigd door katholieke overdrijving en de protestantse
afweer.
Maar vandaag bieden wij haar dit boeket aan omdat we in
haar de gelovige vrouw erkennen, aan wie God grootse dingen heeft gedaan. Zij
was de moeder van een kind, dat van kleins af aan zijn eigen weg ging.
In de poëzie van Anton van Wilderode, een vlaamse
dichter, zegt Maria over haar
Zoon:
Mijn zoon is mijn zoon niet alleen,
mijn huis is een huis zonder wanden,
mijn vrucht ligt in alle handen
en mijn vreugd is voor iedereen.
Mijn zoon is mijn zoon voor altijd,
voor de duur van zijn kinderjaren
kan ik hem verwarmen, bewaren,
maar Hij kiest zijn uur en zijn tijd.
Mijn zoon is mijn zoon voor de pijn
voor de honger van alle geslachten
voor de wind van de winternachten
en voor allen die eenzaam zijn.
Mijn zoon is mijn zoon voor het kruis
voor het teken van zegen en schande
voor al de eeuwen ophanden
voor de deur naar het vaderhuis.
En in het gedicht "De tenhemelopneming" zegt Jezus tot zijn moeder:
Moeder, ik roep u naar huis
met de eerste van alle namen.
Ik heb op uw lichaam gewacht.
De hemel zegt eindeloos amen.
Ik dank u voor Nazareth,
voor de jaren van zuivere vrede.
Uw huis was een huis van gebed,
de deur was een deur op de hemel.
Ik dank u voor uw verdriet
in de eenzame nachten der aarde;
het lange geduld van uw tranen.
De hemel heeft ze verzameld.
Ik dank u voor Golgotha,
voor het kruis dat gij hebt zien planten,
voor uw weerloze zachte handen
aan mijn weerloos lichaam daarna.
Moeder, nu zijt gij thuis.
De tijd bleef beneden, de zorgen.
Een stilstaand geluk zonder morgen
in de hemel, de hemel uw huis.
V.: In de hemel is Maria nu thuis. Met de eerste
van alle namen - moeder - werd zij daarheen geroepen. Maar hoe verheven wij
haar ook mogen achten, door die verhevenheid straalt zij als vriendelijk
lichtbaken en is zij voor velen een oase van begrip en geborgenheid.
We hebben hier een Ikoon als symbool van Maria
neergelegd, de vrouw tegen wie al zoveel mensen hebben gezegd: ‘Jij bent mijn
moeder, mijn koningin.’
Binden we nu ons boeket samen en zeggen we samen tot
Maria:
Als ik dan schuchter tot u kom
wordt het zo wonder stil rondom,
zo vreemd en wonder stil in mij,
dan is er enkel ik en gij,
neen, gij alleen en wie gij zijt,
een baken vol van tederheid,
mijn oorsprong waar ik ongedeerd
ooit naar zal zijn weergekeerd.
Psalm 126 Een
pelgrimslied.
Teksten en ideeën van Herman Van Tulder o.p., Knokke.
Aaangepast door CV. 2008 Anton van Wilderode,
Toen de Heer het lot van Sion keerde / was het of wij droomden,
Een lach vulde onze mond / onze tong
brak uit in gejuich.
Toen zeiden alle volken: / ‘De Heer
heeft voor hen iets groots verricht.’
Ja, de Heer had voor ons iets groots
verricht,/ we waren vol vreugde.
Keer ook nu ons lot, o Heer,/ zoals u
water doet weerkeren in de woestijn.
Zij die in tranen zaaien, / zullen
oogsten met gejuich.
Wie in tranen op weg gaat, / dragend
de buidel met zaad,
Hij zal thuis komen met gejuich,/
dragend de volle schoven.
Verzamelde gedichten,
Orbis en Orion, Beveren-Antwerpen, 1980, p. 172. en Ibid., p. 190.
Webmaster-NL |